ZOEK BEHANDELAARklik hier

Route:  
  1. Home
  2. Kennisbank
  3. Triggertopics - Blogs

Whiplash Associated Disorder



Hanneke Heij

In een whiplash literatuurstudie (2003) ontdekte Fernández las Peñas at al dat de volgende spieren de meeste triggerpoints ontwikkelen:

Scaleni

Splenius capitis

Sternocleidomastoideus (SCM)

Trapezius (upper)

Posterieure nekspieren

Pectoralis minor

 

Diverse onderzoeken naar Whiplash associated disorder (WAD)

Behandelingsstrategieën zoals triggerpoint-therapie en manipulatie van de ruggenwervels worden veel ingezet bij posttraumatische hoofd- en nekpijn. McMakin et al. laat in een studie zien dat behandeling met frequentie specifieke microstroomtherapie (bijvoorbeeld Tens) erg behulpzaam kan zijn in pijnreductie en het verminderen van symptomen bij posttraumatische hoofd- en nekpijn.

 

De onderzoekers behandelde eerst de neurologische disfunctie die veroorzaakt werd door de initiële kneuzing van de hersenstam en het ruggenmerg. En behandelde vervolgens de resterende actieve triggerpoints die verantwoordelijk zijn voor de pijnklachten.

 

De biomechanische analyse van de impact van een aanrijding die vanaf de achterkant komt, toont de volgende mechanismen voor het activeren van triggerpoints. De S-vormige cervicale kromming die optreedt tijdens een aanrijding van achteren, kan leiden tot een verlengde positie en gelijktijdige contractie van de sternocleidomastoideus. De spiermassa die betrokken is bij deze samentrekking veroorzaakt dat deze spier wordt overbelast. Een maximale verlenging van de SCM veroorzaakt door de impact van achteren, is een factor die gemakkelijk triggerpoints in die spier verklaart.  

 

Bovendien wordt er bij patiënten met WAD ook een diepe cervicale flexor-disfunctie gevonden. Deze disfunctie is meestal gerelateerd aan de Sternocleidomastoïdeus en de voorste Scaleni waardoor er een overbelasting van de cervicale wervelkolomspieren kan ontstaan. 

 

Een recente studie laat zien dat patiënten met een whiplash meer actieve triggerpoints vertoonden dan patiënten met aspecifieke nekpijn. Daarnaast is er een significante relatie tussen actieve triggerpoints, het pijngebied en de intensiteit van de pijn bij patiënten met WAD.

 

Fernández Pérez et al toonde aan dat patiënten met een acute whiplash meer actieve triggerpoints hebben en een hogere pijnintensiteit. Deze studie laat ook zien dat deze triggerpoints zelf ook pijnlijker en gevoeliger voor aanraking zijn bij een andere groep patiënten.

 

Verschillende andere onderzoeken hebben aangetoond dat patiënten met een chronische whiplash meer overgevoeligheid hebben voor zowel manuele druk als thermische verschillen (warm/koud) dan patiënten met chronische aspecifieke nekpijn of gezonde personen.

 

Deze bevindingen ondersteunen de hypothese dat patiënten met WAD vatbaarder zijn voor prikkels (hyperexcitabiliteit) van het centrale zenuwstelsel.

 

Herren-Gerber et al vonden dat deze centrale sensitisering hoogstwaarschijnlijk afhankelijk is van de lokale perifere nociceptieve input (waaronder triggerpoints). Daarom kunnen actieve triggerpoints een onderhoudende factor zijn van de pijnlijke neurotags bij patiënten met chronische whiplash.

 

Nociceptieve input van andere structuren zoals bijvoorbeeld gewrichten kunnen ook bijdragen aan dit centrale sensibilisatieproces. De resultaten van het onderzoek van McMakin et al. Laten zien dat wijdverbreide overgevoeligheid voor pijn, bijdraagt ​​aan de disfunctie van het centrale zenuwstelsel die wordt veroorzaakt door het trauma. 

 

Toen deze onderzoekers de behandeling van het disfunctioneren van het centrale zenuwstelsel normaliseerden, verdween de overgevoeligheid. Ze beschreven tevens dat de-activering van actieve triggerpoints essentieel is om deze centrale overgevoeligheid te verminderen. 

 

Op basis van de beschikbare gegevens wordt verondersteld dat de voortdurende nociceptieve input afkomstig van actieve triggerpoints een veroorzakende en onderhoudende factor is van de sensibilisatie van neurotags in hoofd- en neksyndromen. 

 

Wanneer deze perifere nociceptieve input wordt geïdentificeerd en geëlimineerd, moet de centrale gevoeligheid worden verminderd.  Omdat triggerpoints voortdurende perifere nociceptieve input geven, zou de-activering van deze actieve triggerpoints moeten leiden tot klinische verbetering bij patiënten met chronische pijn en bij patiënten met acute, hardnekkige hoofdpijn.

 

Vind je dit een interessant artikel, dan is de online masterclass Whiplash en Hersenschudding mogelijk een goede optie.

Lees meer >>>

 

Bron:

Travell, G., Simons, G., Simons, S. (2019). Myofascial Pain and Dysfunction. The Trigger Point Manual. Third Edition. Williams & Wilkins: Philadelphia

 

Wil je geen blog missen? Schrijf je dan hier in!

Reageer!

<  Terug
Inspireer anderen en deel via

 

Schrijf je hier in voor de NIEUWSBRIEF

Blijf op de hoogte van webinars, blogs, handige tips, onderzoeken en nieuwe trainingen & ontwikkelingen.

JA! Interessant.